De Chinese economie was lange tijd niet te houden, maar daar is een einde aangekomen. De afgelopen maand was er voor het eerst in meer dan twee jaar - toen de economie stilviel door de coronacrisis - sprake van deflatie. De vertragende binnenlandse uitgaven drukken op het economisch herstel na de pandemie.
De belangrijkste graadmeter voor inflatie, de Consumer Price Index noteerde een min van 0,3 procent in juli, meldt het Chinese nationale statistiekbureau. Experts houden rekening met een daling van 0,4 procent op jaarbasis.
PrijzenoorlogDe cijfers komen een dag nadat er data naar buiten waren gekomen over een scherp gedaalde import en export in China, nu de wereldwijde vraag naar Chinese producten daalt. Retailers zien hun omzet teruglopen, terwijl ze juist groei verwachtten na de pandemie. Ze zijn nu gedwongen om hun prijzen verder te laten zakken. Ook de prijzen van auto's zijn gedaald, nadat een prijsverlaging van Tesla een prijzenoorlog op de automarkt had uitgelokt.
De grote Chinese fabrieken vragen ook minder voor hun goederen als reactie op de afnemende vraag. De producentenprijsindex, die de prijzen meet aan de poort van de fabrieken, bedroeg zelfs -5,4 procent.
Afnemende winstenDeflatie klinkt misschien prettig in ons deel van de wereld, waar de inflatie de afgelopen jaren torenhoog was, maar het is een teken van een vastlopende economie. Het leidt ertoe dat consumenten de aanschaf van producten uitstellen, omdat ze denken dat alles in de toekomst goedkoper wordt. Omdat daardoor bedrijfswinsten slinken, worden er minder investeringen gedaan, wat weer kan leiden tot massaontslagen.