Nadat jarenlang de bomen tot in de hemel groeiden, koelen de aandelenbeurzen nu hard af. In de VS reageerde de beurs afgelopen vrijdag en maandag scherp op de nieuwe inflatiecijfers die hoger waren dan verwacht.
Gevolg is dat een nieuwe drastische renteverhoging van de Fed, de Amerikaanse centrale bank, deze week niet uit kan blijven. En dat vinden beleggers niet fijn. De S&P 500 daalde in opeenvolgende handelssessies met 2,9 en 3,9 procent, waardoor hij voor het eerst sinds de pandemie in maart 2020 in een bearmarkt belandde, dat wil zeggen een langdurige koersdaling. Bij het sluiten van de beurs op maandag was de index 22 procent gedaald ten opzichte van de vorige piek op 3 januari.
Nu de problemen met de toeleveringsketens aanhouden, de oorlog in Oekraïne voortduurt en de inflatie oploopt ondanks agressieve actie van de centrale banken, is er weinig hoop voor beleggers dat deze bearmarkt net zo kort en pijnloos zal zijn als die veroorzaakt werd door de coronapandemie in 2020. Destijds bereikte de S&P 500 zijn dieptepunt slechts 33 dagen na de vorige piek, waardoor het de kortste bearmarkt ooit was. Nu is de situatie anders. Er doemt een flinke recessie op aan de horizon en dat lijken beleggers ook te voelen.
Langdurige koersdalingen zijn geen alledaags verschijnsel. Het zou pas voor de vierde keer gebeuren deze eeuw. Statistieksite Statista zette de grootste periodes van dalende beurskoersen op een rij en concludeert: het kan heel goed erger worden voor het beter wordt.
In de voorgaande zeven bearmarkten daalde de S&P 500 met gemiddeld 38 procent voordat het tij keerde en het duurde vaak jaren voordat de index alle verliezen had goedgemaakt.