Grote kledingmerken gaan meer betalen voor kleding uit Bangladesh

Grote kledingmerken, waaronder H&M en Gap, gaan meer betalen voor kleding uit Bangladesh. Fabrieken moeten zo de hogere lonen van werknemers compenseren. Dat zegt topman Stephen Lamar van de American Apparel & Footwear Association (AAFA), een in de Verenigde Staten gevestigde vereniging die meer dan duizend kledingmerken vertegenwoordigt.

Bangladesh is na China de grootste kledingexporteur ter wereld. Arbeiders in de textielindustrie voeren sinds vorige week actie voor hogere minimumlonen. Bij gewelddadigheden met de politie vielen al verschillende doden.

Naar aanleiding van de protesten kondigde de regering een salarisverhoging van bijna 60 procent van het minimumloon aan, de eerste stijging in vijf jaar. Fabriekseigenaren hebben al laten weten dat ze die kosten deels aan afnemers zullen doorberekenen.

De textielindustrie biedt in Bangladesh werk aan ongeveer 4 miljoen mensen. Zelfs na de verhoging van het minimumloon blijft het land achter bij andere grote kledingproducenten als Vietnam en Cambodja. Verschillende leden van de AAFA, waaronder Abercrombie & Fitch en Lululemon hadden vorige maand bij de premier van Bangladesh, Sheikh Hasina, al aangedrongen op een verhoging van de minimumlonen.