De glijvlucht naar beneden waarin de aandelenmarkten dit jaar terecht zijn gekomen, is beangstigend. De koersdalingen in november 2008 leken ingegeven door een irrationele paniek, zo schrijft Businessweek. Het verschil met de situatie van nu, vier maanden later, is dat de lage koersen lijken ingegeven door de harde realiteit. De Standard & Poor-index eindigde gisteren op een niveau van 742,33 punten, het laagste in elf jaar. Het vorige dieptepunt bereikte de index op 20 november vorig jaar, op 752,44 punten, kort na het omvallen van Lehman Brothers en te midden van een angst dat het hele financiële systeem op instorten stond. Daarna trad even herstel in, maar die was van korte duur. Er is een reeks van oorzaken aan te wijzen voor de huidige koersdalingen, zoals het uitblijven van enig teken van economisch herstel in de tweede helft van 2009 en de winstverwachtingen van ondernemingen, die steeds naar beneden worden bijgesteld. Maar de belangrijkste reden is toch wel de teleurstelling over de plannen waarmee de Amerikaanse regering de economische crisis te lijf wil gaan. Beleggers wachten op een samenhangend plan uit Washington. Sommigen vrezen nationaliseringen, terwijl anderen juist vinden dat de overheid te weinig ingrijpt. Door de onzekerheid wachten beleggers af, en intussen verslechteren alle ecomische indicatoren. Een van de tegenstanders van nationalisering van de grote banken is William M. Isaac, die een opiniebijdrage schrijft in The Wall Street Journal. Volgens Isaac is de angst voor nationalisering de allerbelangrijkste reden voor de onrust op de financiële markten. Het eerste wat Obama nu moet doen, is duidelijk maken dat hij de banken niet gaat overnemen. Bijzonder aan het artikel is dat Isaac beschrijft hoe hij als toezichthouder in de jaren tachtig van de vorige eeuw - tijdens de zogenoemde schuldencrisis - gedwongen was een bank te nationaliseren. De bestaande aandeelhouders verloren toen al hun geld, en de toezichthouder bleef zitten met een verlies van 1,6 miljard dollar.