Nederland is nog ver verwijderd van de doelstellingen die zijn afgesproken in de Europese richtlijn voor Hernieuwbare Energie voor 2020. Van alle lidstaten van de EU presteert alleen Frankrijk nog slechter, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek donderdag.
In 2009 hadden de lidstaten bindende afspraken gemaakt, op basis van gegevens van 2005. Nederland had zich tot doel gesteld dat 14 procent van de verbruikte energie afkomstig zou zijn van hernieuwbare bronnen als wind, waterkracht, zon en biomassa. In 2014 was dit nog maar 5,5 procent, waarmee Nederland 8,5 procentpunt verwijderd was van de eigen doelstelling.
De algemene doelstelling was dat ieder land ongeveer tegen 2020 een gelijke toename in procentpunten van het aandeel hernieuwbare energie zou behalen. Van de landen heeft een derde de afgesproken doelstelling al gehaald. Gemiddeld zitten de lidstaten 4 procent van het doel in de richtlijn af.
Zweden
Sowieso scoort Nederland matig in de lijst. Circa 5,5 procent van de energie in Nederland kwam in 2014 uit hernieuwbare bronnen. Alleen op Malta en in Luxemburg was dit percentage lager. Het Europees gemiddelde ligt op 16 procent. Koploper in de lijst is Zweden waar 53 procent van de energie uit hernieuwbare bronnen komt.
Volgens het CBS wordt in Nederland relatief weinig hout gestookt, hetgeen onder biomassa wordt gerekend. Ook de ligging van Nederland maakt dat er nauwelijks energie uit waterkracht kan worden opgewekt. Daarnaast is er in vergelijking met landen als Duitsland en Denemarken minder steun vanuit de overheid voor hernieuwbare energiebronnen.