Joris Luyendijk vindt dat de Nobelprijs voor de
economie moet worden afgeschaft. "De gedachte dat economie exacte wetenschap is, leidt tot gevaarlijke zelfoverschatting onder economen," schrijft hij in . Hij legt uit: "Het probleem is niet zozeer een Nobelprijs voor economie. Het probleem is dat er geen equivalente prijzen zijn in psychologie, sociologie of antropologie. Zo ontstaat de indruk dat economie geen sociale wetenschap is maar een exacte, zoals natuur- of scheikunde. Dit leidt tot fatale zelfoverschatting bij economen en erger nog: de buitenwereld gaat hierin mee." "Een Nobelprijs voor economie impliceert dat de menselijke wereld net zo valt te beschrijven, begrijpen en modelleren als de fysieke. Dit is een levensgevaarlijk misverstand omdat het precies de wegkijkcultuur in de hand werkt die leidde tot de financiële crisis van 2008. Waarom zouden bankiers nog vragen of een nieuw, lucratief, complex financieel instrument veilig is wanneer ‘de
modellen’ zeggen dat dit zo is? Waarom toezichthouders echte macht geven als modellen hun werk kunnen doen?"
Maar Luyendijk vervolgt: "Misschien nog erger dan de blikvernauwing onder economen is de impact van hun technocratisch wereldbeeld op de publieke opinie. Bruto binnenlands product, inflatie en ook groeicijfers zijn geen objectieve metingen als de temperatuur buiten. Het zijn politiek geladen constructies, want veel economie is politiek vermomd als technocratie."
Luyendijk pleit er voor om de Nobelprijs voor de economie open te gooien voor alle sociale wetenschappen, maar vreest dat dat niet gaat gebeuren: "Zullen economen hun speeltje vrijwillig willen delen? Hun aannames over menselijk egoïsme suggereren van niet."