In snikhete gaspakken maken ze lange dagen terwijl de dood op de loer ligt. De dokters die in Afrika patiënten met ebola helpen, zetten hun angst op zij om te redden wat er te redden valt. Gisteren werd bekend dat de leider van de strijd tegen ebola in Sierra Leone, dokter Sheik Umar Khan, is overleden aan de
ziekte. Hij zou meer dan honderd patiënten hebben geholpen. Twee Amerikaanse dokters zijn ondanks alle voorzorgsmaatregelen besmet met het meestal dodelijke
virus en vechten voor hun leven. De 27-jarige Britse dokter Hannah Spencer werkt drie weken lang vrijwillig voor Artsen zonder Grenzen in Guinee en Liberia. Ze beschrijft het werk met ebola-patiënten. Om de kans op infectie tegen te gaan dragen alle hulpverleners dikke rubberen laarzen tot hun knieën, een ondoordringbaar pak, handschoenen, een masker, hoofdbedekking en een bril, om er zeker van te zijn dat het onmogelijk is dat lucht hun huid raakt. Met het grote aantal patiënten is het vervelend om ze niet allemaal te kunnen helpen, omdat je na een uur weer moet stoppen. Ik werkte op een geïsoleerde afdeling met tien bedden. Maar er lagen vaak wel 22 patiënten. Velen lagen op matrassen op de vloer.' De dokters kunnen weinig doen. Ze zorgen dat besmette patiënten gehydrateerd blijven door een infuus in hun arm. Ook geven ze medicijnen tegen diarree, overgeven en hoofdpijn. Dat zijn de symptomen van de eerste fase van de ziekte. In het tweede stadium krijgen mensen koorts en bloedingen. Ze ademen en slikken moeilijk. Dan overlijden ze bijna altijd. Als de dokters weer bij hun kamp aan komen moeten ze een aantal ontsmettingsprocedures doorlopen. Artsen zonder Grenzen heeft voor iedere arts een buddy, die in de gaten moet houden of de ander symptomen heeft van de ziekte. Hulpverleners mogen maximaal vier tot zes weken in het veld werkzaam zijn, omdat de omstandigheden zo zwaar zijn. Gaan ze terug naar huis, dan moeten ze nog enige tijd in de buurt van een ziekenhuis blijven voor als ze alsnog besmet blijken.