Op 2 februari zei premier Rutte dat de Britse variant goed was voor twee derde van alle besmettingen. Het RIVM hield het een week later op 53,7 procent. Het bleek 47,6 procent.
Bijna 20 procent minder dan wat het kabinet dacht. Is de Britse variant dan toch minder besmettelijk? "Dat lijkt me voorbarig," zegt Chantal Reusken, topexpert virologie bij het RIVM,
tegen het AD. "Het is ook niet het beeld bij de collega’s in het buitenland, met wie we wekelijks overleggen. Daar zien ze net als wij nog steeds dat de R-waarde van de Britse variant consistent 0,3 of 0,4 hoger ligt."
Maar er zijn ook gerenommeerde virologen die er anders over denken: zij zien geen overtuigend bewijs voor de hogere besmettelijkheid van de Britse variant. "Ik denk dat zij puur vanuit de virologie redeneren. Het is inderdaad nog niet door wetenschappelijk bewijs in een lab ondersteund dat de Britse variant besmettelijker is."
"Maar we zien het gewoon terug in de data, op heel veel plekken: deze variant verspreidt zich sneller. Dat is de realiteit waarmee wij werken. De epidemiologische praktijk wijst uit dat het reproductiegetal van deze variant aanzienlijk hoger is. Ook zie je dat besmettingen binnen bijvoorbeeld gezinnen sneller doorgegeven worden.”
Ondertussen rukken er ook andere zorgwekkende varianten op, zoals een mutatie van de Britse variant, E484K. "Die baart ons wel zorgen”, zegt Reusken. ,,Deze variant hebben we in de regio Utrecht vastgesteld. Het bijzondere is dat deze persoon geen reishistorie had. In theorie kan het zo zijn dat deze mutatie binnen Nederland heeft plaatsgevonden. In Engeland zien ze ook dat E484K-variaties onafhankelijk van elkaar ontstaan.”