Een koppel uit Washington was dolgelukkig met de geboorte van hun gezonde zoon, maar al gauw rezen er vragen over de biologische vader van het kind. De baby bleek namelijk zijn bloedgroep met geen van beide ouders te delen. Omdat het kind in vitro was verwekt, dachten de ouders dat er sperma was verwisseld in het lab. De ouders wendden zich tot dr. Barry Starr, geneticus aan de universiteit van Stanford. Een
DNA-test bevestigde de vermoedens van het paar: de man was niet de biologische vader van het kind. Verrassend genoeg bleek hij wel de oom te zijn. De verwarring van het echtpaar werd alleen maar groter, maar de arts realiseerde zich dat hij te maken had met een zeldzaam genetisch fenomeen, nl. chimerisme. Dat houdt in dat cellen met een verschillende genetische achtergrond voorkomen in 1 individu. Behalve het DNA dat de man geërfd had van zijn ouders, bevond zich nog een ander type DNA in zijn lichaam: dat van zijn nooit geboren tweelingbroer. Dat had hij in de baarmoeder geabsorbeerd en 34 jaar later werd dit doorgegeven aan zijn kind. Chimerisme komt het meest voor als gevolg van een
zwangerschap. Een moeder kan cellen van het kind in haar eigen lichaam krijgen, of andersom. Deze cellen verschillen genetisch van elkaar omdat behalve de moeder ook de vader bijdraagt aan de genetische samenstelling van het kind. Ook bloedtransfusies en transplantaties van organen en beenmerg kunnen leiden tot chimerisme. Dit is echter - voor zover bekend - de eerste keer dat chimerisme leidt tot de geboorte van een kind met ander DNA dan dat van zijn ouders.