Marianne de Visser (66) is neurologe. Ze heeft talloze patiënten de boodschap moeten brengen dat ze niet lang meer te leven hebben. In vertelt ze over haar ervaringen. De Visser is gespecialiseerd in neuromusculaire aandoeningen, waarvan ALS de bekendste is. In bijna alle gevallen leiden dergelijke ziekten tot een nare
dood, waarbij langzaam alle spieren verlamd raken. Als ze het slechte nieuws brengt, draait ze er niet om heen: "We hebben
onderzoek gedaan en alles bekeken en ik vind het verschrikkelijk, mevrouw, meneer, dat ik bij u de diagnose ALS moet stellen." Na die boodschap duurt het even voor patiënten met vragen komen. Ze vertelt: "Na twee weken zien we de patiënt terug en dan zijn er vaak veel vragen. Ga ik stikken? Doet mijn hartspier mee? Kan het gebeuren dat ik morgen wakker word en helemaal verlamd ben? En elke keer weer verrast het me hoe mensen zich dan al weer bij elkaar hebben geveegd, de kracht waarmee ze dat doen. En iedereen, hè. Jong en oud, hoog- en laagopgeleid.” "Mensen uit andere culturen reageren anders”, zegt ze. "Mensen met een Marokkaanse achtergrond of uit het Midden-Oosten, of eigenlijk uit de meeste andere landen, Amerika, Japan – ze gaan allemaal eindeloos lang door met de behandeling. Nederlanders hebben, hoe zal ik het noemen, een uniek soort nuchterheid en een hang naar autonomie. Het is zoals het is, aan mijn lijf geen polonaise.” Ongelooflijk hoe lang mensen veerkrachtig blijven, zegt ze. Patiënten, valt haar op, worden vaak ook opmerkelijk altruïstisch als ze weten dat de dood nabij is. "Ze denken in de eerste plaats aan hun partner en hun kinderen. Ze zetten acties op touw om geld in te zamelen voor meer onderzoek, terwijl ze zelf nauwelijks meer kunnen.” Op de vraag hoe al die slechtnieuwsgesprekken haar beïnvloed hebben, antwoordt ze: "Mijn mensbeeld is er positiever van geworden.”