De opstand in Syrië is zijn derde jaar ingegaan. De ‘Arabische lente’ is hier verworden tot een ijzige winter: meer dan 70.000 doden, ruim een miljoen mensen op de vlucht. Cijfers die dagelijks in een steeds ijler tempo aangroeien. Een einde is niet in zicht. Integendeel. Op verzoek van Frankrijk en Groot-Brittannië spraken de Europese regeringsleiders op hun top over het opheffen van het wapenembargo tegen Syrië om zo de oppositie aan betere wapens te kunnen helpen. Die oppositie voert nu een onmogelijke strijd tegen de zware kanonnen, raketten, straaljagers en helikopters van Syrië’s president Rashar al-Assad. De politieke leiders kwamen er niet uit. Met name Duitsland verzette zich hard tegen het Frans-Britse voorstel. Bondskanselier Merkel is bang dat de wapens in verkeerde handen vallen. In de handen van radicale islamisten, die de loop van het geweer uiteindelijk op het westen zullen richten, is de redenering.
Rusland Dat is uiteraard een terechte zorg, maar het bloedbad laten voortduren is een grotere. President Assad weet zich verzekerd van de aanvoer van nieuw oorlogsmaterieel uit met name Rusland en Iran. Door dit militaire overwicht is er bij de dictator van Damascus geen animo om naar de onderhandelingstafel te gaan. ‘In de afgelopen maanden is, ondanks alle pogingen op bilateraal en VN niveau, geen politieke oplossing gevonden’, zei de Franse president François Hollande na de top. Het was dus tijd, zo zei hij, voor een ‘andere houding’ van Europa als het gaat om de Syrische burgeroorlog. Alleen bommen en kogels kunnen de moorden van Assad stoppen, denkt de Franse president. De ministers van buitenlandse zaken van de 27 EU-landen is nu gevraagd zich over het Frans-Britse voorstel te buigen. Het wordt een ‘topprioriteit’ op hun aanstaande informele overleg in de Ierse hoofdstad Dublin. Maar dat biedt allerminst de garantie, dat zij er wel uitkomen.
Eén mond Het voeren van één Europees buitenlands beleid is een van de grote doelen van het Verdrag van Lissabon, het Europese spoorboekje dat er kwam na het torpederen van de Europese Grondwet. In de figuur van de Britse sociaal-democraat Catherine Ashton kreeg de EU een eigen ‘minister van buitenlandse zaken’. In het Brusselse jargon heet ze ‘hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid’. Voor haar werk kan ze sinds haar start bogen op een groeiende Europese diplomatieke dienst.
Het mag allemaal niet baten. Dit weekeinde heeft Ashton laten weten volgend jaar niet beschikbaar te zijn voor een nieuwe ambtstermijn. Het is een veelzeggend besluit. Het onderstreept opnieuw, dat het de Europese Unie niet lukt als het gaat om buitenlands beleid gaat met één mond te spreken. Niet alleen nu in Syrië, ook bij de opstand in Libië of het conflict in Mali liep de EU achter de feiten aan. Die gevreesde ‘Europese superstaat’ blijkt als het om oorlog en vrede gaat een dwerg.
Frankrijk en Groot-Brittannië hebben al gedreigd desnoods hun eigen weg in te slaan als de EU blijft talmen. President Hollande heeft zijn mede-Europeanen tot 1 mei gegeven om een oplossing te vinden.
Een adempauze voor Europa, het tegendeel geldt voor de mannen, vrouwen en kinderen van Syrië: Syrische bommen zullen Syrische burgers blijven vermoorden.
Paul Sneijder www.paulsneijder.eu