Uit een analyse van de cijfers van het Amerikaanse ministerie US Fish and Willife Service blijkt dat Amerikaanse plezierjagers 126.000 jachttrofeeën, oftewel in het buitenland gedode (soms beschermde)
dieren, per jaar importeren. Dat zijn er 1,26 miljoen tussen 2005 en 2014, of 345 per dag. De cijfers werden geanalyseerd door de Humane Society International (HSI) en de Humane Society of the United States (HSUS). De Amerikanen halen veel grizzly's, zwarte beren, elanden en wolven uit Canada. Ook Mexico is populair als jachtgebied. Maar de meeste zorg is er natuurlijk over de Afrikaanse Big Five: de olifanten, neushoorns, buffels, luipaarden en leeuwen. Deze iconische dieren zijn het gevaarlijks om op te jagen en de jacht erop geeft de jager het meeste aanzien. De Big Five werden tussen 2005 en 2014 bijna 32.000 keer door Amerikanen geïmporteerd. Canned hunting, waarbij dieren gefokt worden waarna jagers ze in een afgesloten gebied kunnen neerschieten, is verreweg het populairst. Volgens is het tij gelukkig iets aan het keren. Hoewel Amerikaanse plezierjagers volhouden dat ze lokale economieën versterken, bijdragen aan natuurbehoud en de instandhouding van de soorten, vinden steeds meer mensen het onethisch om op de Big Five te jagen. Bovendien blijkt de lokale economie juist niet versterkt te worden en verstoort de plezierjacht de sociale netwerken. Volgens wetenschappers en natuur- en dierenbeschermers staan kwetsbare populaties onder druk. Sinds 22 januari is het de Amerikaanse jagers dan ook moeilijker gemaakt: Ze hebben tegenwoordig een vergunning nodig voor het invoeren van een leeuwen-, olifanten of luipaardtrofee. Meer bij PiepVandaag.