Veel insecten overleven de koude wintermaanden niet. Even geen muggenbulten, geen wespen in je drankje, geen gezoem in de slaapkamer, lekker rustig. Mieren lijken dan ook van de aardbodem verdwenen, maar niets is minder waar.
Je ziet ze alleen niet, want als het kouder wordt en de dagen korter, trekken ze zich terug in hun nest, diep in de grond tot wel een meter diep. “Eenmaal in hun hol, gaan ze allemaal dicht op een kluitje zitten zodat ze elkaar warm houden”, legt mierenspecialist Jitte Groothuis uit aan
Quest. Hun stofwisseling vertraagt en ze gaan in winterslaap. Zo blijven ze warm genoeg om de kou te overleven, terwijl ze weinig energie verspillen.
Niet alle mierensoorten doen dit. Exotische soorten missen dit instinct. Toch lukt het veel van deze mieren ook om de winter te overleven. Als je op een warme winterdag mieren rond ziet lopen, zijn het waarschijnlijk mieren met voorouders uit warmere klimaten.
Groothuis: “Ze werken samen en zijn als het ware een grote familie. Het is belangrijk dat de kolonie standhoudt, zodat ze na de winter hun werkzaamheden snel weer kunnen opstarten.”
De meeste mieren worden maar een of twee jaar oud. De koningin daarentegen kan wel dertig jaar oud worden. Maar ze paart slechts één keer. Het zaad bewaart ze al die tijd in een speciaal orgaan, de spermakamer.