Als Nederland een profclub was, dan waren de trainer en zijn assistent allang vervangen. "Als er zoveel fout gaat moet je ingrijpen," zou de voorzitter zeggen. Als Nederland een beursgenoteerd bedrijf was zouden activistische aandeelhouders allang het hoofd van de CEO hebben geëist.
Maar Nederland is een land in crisis. En de mensen die ons de crisis door moeten helpen stapelen fout op fout, maar ze blijven ijzerenheinig zitten.
Voorbeelden: Als laatste land ter wereld inzien dat mondkapjes belangrijk zijn, een jaar te laat wijzen op het belang van ventilatie, als laatste land in de EU beginnen met vaccineren, getreuzel met de boosterprik, terwijl afgelopen zomer in Israël bleek dat boosters helpen; geschamper over mondkapjes; en de veronderstelling dat het nachtleven open kon als de pleister van de Janssenvaccinatie nog op de arm zat.
Belangrijke verklaring voor dit falen: de angst voor het verlies van draagvlak. En dat is de principiële fout: in een crisis je druk maken om je populariteit. Een crisis vraagt om leiders, die voorop gaan. Die hebben we niet. Rutte en De Jonge zijn polderaars. Bange leiders.
Hoogleraar publieke instituties en openbaar bestuur Arjen Boin (Universiteit Leiden), die onderzoek deed naar crisismanagement in Het Parool: “De essentie van crisismanagement is juist dat je soms maatregelen moet nemen waar de crisis om vraagt, waarbij draagvlak van minder belang is.”
De twee probeerden op de persconferentie nederig te lijken en zelfreflectie te tonen. De boodschap komt onvoldoende over, beaamde Rutte. De Jonge ziet in dat hij met stelligheid geen virus verdrijft.
Zelfreflectie over de vorm, over de communicatie. Niet over de kwaliteit van hun leiderschap. En die schiet te kort.