De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), ofwel de bijbel van de
psychiatrie, wordt herzien. De vijfde editie (DSM V) is in concept klaar, wordt nu becommentarieerd en de definitieve versie zal volgend jaar het daglicht zien. Een kenmerk van DSM V is dat de criteria voor psychiatrische stoornissen aanzienlijk worden opgerekt. Zo worden een internet- en een gokverslaving gezien als een ziekte. Daar valt nog wat voor te zeggen, maar ook veelvoorkomende gedragingen worden gezien als een stoornis.
Verlegenheid heet straks 'sociale fobie', bolleboosjes worden 'Asperger', enz. Wat zegt het nog als je bijna iedereen psychopathologische kenmerken en stoornissen toedicht?
In 1917 erkende de American Psychiatric Association (APA) 59 stoornissen, in 1959 waren dat er 128, in 1980 227 en in 2000 (de huidige versie van de DSM) 347. Nu komen er nog meer bij. Hebben we al die etiketjes echt nodig? En wat heeft het voor gevolgen? Moet je alle verlegen kinderen medicijnen geven? Iemand die net weduwe geworden is alvast een pot antidepressiva meegeven?
Gevreesd wordt de nieuwe indeling gepushed wordt door de farmaceutische industrie: hoe meer zieken, hoe meer pillen ze kunnen slijten. Maar ook de gezondheidszorgsystemen dragen hun steentje bij: in de VS moet je een officieel erkende diagnose hebben voor je voor bepaalde behandelingen in aanmerking komt en ze ook vergoed krijgt. Je kunt zeggen dat mensen die niet ziek genoeg zijn, de zorg maar zelf moeten betalen. Of je kunt alle problemen ziekten noemen en dan komt iedereen in aanmerking voor een psychiatrische behandeling (en medicatie). Voor patiënten is het risico dat ze een behandeling krijgen die zwaarder (en duurder) is dan ze nodig hebben. Een paar gesprekken met een vrijgevestigde psycholoog voor mensen met levensproblemen vergoeden, zou veel geld besparen en onnodige stigmatisering voorkomen.