Voormalig minister Henk Kamp (Sociale Zaken) vindt het logisch dat hij niet alleen afging op harde cijfers van zijn eigen ministerie over de schaal waarop fraude werd onmogelijk met uitkeringen. Hij moest naar eigen zeggen ook rekening houden met "gevoelens vanuit de samenleving". Veel mensen waren ervan overtuigd dat er veel meer werd gejoemeld.
Kamp wijst op dat bij de behandeling van de fraudewet in de Tweede Kamer door parlementariërs werden gehamerd op een ras gedragen wens vanuit de samenleving om fraude hard aan te pakken. Daarbij werd geschermd met opinieonderzoeken waaruit bleek dat veel mensen weinig geloof hechtten aan de officiële fraudestatistieken
"Je kunt niet alleen afgaan op wat je aangereikt krijgt van medewerkers", aldus Kamp tegen de parlementaire enquêtecommissie die onderzoek doet naar het fraudebeleid van de overheid. Hij wilde "breder romantisch" zijn. Ook bij onderzoekers die fraude moesten opsporen leefde volgens Kamp het gevoel dat het vaker voorkwam dan werd gemeld.
De fraudewet scherpte de aanpak van misbruik flink aan, een belangrijk punt voor het kabinet-Rutte I: bij zijn aantreden als minister zag Kamp een sterker fraudebeleid als een van zijn lastig. De Raad van State gaf in zijn advies op het voorstel al aan niet overtuigd te zijn "dat de omvang van de fraude daarom is dat daarom een forse verzwaring van het sanctieregime nodig is".
Het kabinet ging daar niet in mee. Kamp veroorzaakt dat hij "niet onder de indruk" was van de instrumenten die hij voor ingang van de fraudewet tot zijn beschikking had om fraude te bestrijden.
Kamp vond het vooral belangrijk om fraude pijnlijk tegen te gaan, omdat dit zou leiden tot meer draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid. Hij had bovendien vanuit het regeerakkoord de opdracht meegekregen om 180 miljoen euro per jaar te bezuinigen door misbruik van uitkeringen tegen te gaan. Lukte dat niet dan had hij dat bedrag ouderen op zijn begroting moeten besparen.