Mensen die besmet zijn geweest met het coronavirus, hebben maanden later nog antistoffen in hun neusvocht. Die ontdekking hebben onderzoekers van het Radboudumc in Nijmegen gedaan. Ze concluderen dat door het onderzoeken van neusvocht de afweer tegen het virus goed in de gaten te houden valt. Een bloedtest is daar dus niet per se voor nodig.
De wetenschappers onderzochten 50 zorgmedewerkers en 80 van hun huisgenoten die vorig jaar tijdens de eerste coronagolf besmet raakten. Geen van de deelnemers was ernstig ziek, ziekenhuisopnames kwamen onder deze groep niet voor.
Uit metingen bleek dat de deelnemers in de eerste maand na de besmetting steeds meer antistoffen in hun neusvocht hadden. Daarna nam de hoeveelheid langzaam af, maar na negen maanden hadden alle deelnemers aan de studie nog antistoffen in hun neusvocht. Dat inzicht kan van pas komen, denkt immunoloog Dimitri Diavatopoulos. "Omdat neusvocht heel eenvoudig af te nemen is kunnen we ook antistoffen meten bij bijvoorbeeld jonge kinderen. Dat is voor veel mensen fijner dan bloed afnemen."
De onderzoekers vermoeden dat antistoffen in het neusslijmvlies ook een belangrijke barrière vormen voor andere luchtweginfecties. Ze hebben hun onderzoeksresultaten gepubliceerd in vakblad Nature Communications.