Annemarie Haverkamp uit Nijmegen schreef voor De Gelderlander over haar zoon Job (12). Het uit het
hart geschreven verhaal slaat volgens velen de spijker op zijn kop. "Voor Job is iedereen mooi, goed en een vriend, totdat het tegendeel bewezen is." Job (12) kent de woorden kut-Marokkaan, kankerlul en aandachtshoer niet. Een hoofddoek zet geen kwaad bloed bij hem. Die zal hij leuk vinden omdat je eraan kan trekken. Kroeshaar kriebelt tegen zijn
hand en glad haar wil hij aaien. Job raakt mensen graag aan. Racisme is hem vreemd, vooroordelen kent hij niet. Gaat thuis de bel, dan roept hij 'mama open doen'. Job is nieuwsgierig en verwelkomt iedereen. Niks wij-zij. Gezellig wij-wij. Hij vindt mensen leuk en lief, tot het tegendeel bewezen is. Job zal je nooit op je verleden pakken, hooguit pakt hij je hand. Job snapt niet wat een homo is, laat staan wat hetero betekent. Hij maakt evenmin onderscheid tussen dik, dun, rijk, arm, Tokkie of elite. Job kijkt op niemand neer - vanuit zijn rolstoel kijkt hij altijd omhoog. Aan zijn hemel staat de zon of het regent. Job zegt sorry als hij je pijn heeft gedaan. Dankjewel als je hem helpt. En toont belangstelling door te vragen 'hoe is het met jou'? Kijkt hij voetbal op televisie, dan juicht hij bij ieder doelpunt, ongeacht de clubkleuren. Job is kampioen in het delen van blijdschap. Het veld op stormen zou hij niet kunnen - vanwege die rolstoel. Spelers van de tegenpartij slaan al helemaal niet; hij heeft een lage spierspanning. Het is dat krakkemikkige lijf, waardoor hij bijna niks kan. Job moet altijd wachten. Op eten, op gezelschap, op de taxi, op een nieuwe rolstoel, op iemand die zijn luier verschoont. Toch voelt hij zich nooit tekort gedaan. Zal nimmer klagen. Wijst niet verongelijkt naar mensen die het beter hebben en is onbekend met de begrippen jaloezie, misgunnen en kwaadspreken. Liever zingt hij een liedje. Job geeft geen anderen de schuld en wenst niemand dood op sociale media. En dan noemen we hem verstandelijk beperkt