De doodstraf wordt door steeds meer Amerikaanse staten afgeschaft, Niet omdat een golf van beschaving baan heeft gebroken, niet omdat men het ethisch bezwaarlijk vindt soms de verkeerde dood te maken of omdat men zwicht voor Amnesty International. Het heeft een zeer Amerikaanse reden: de doodstraf is te duur. In Colorado, Kansas, Nebraska en New Hampshire zijn wetten aangenomen om de doodstraf af te schaffen. Maryland, Montana en New Mexico zullen waarschijnlijk volgen. De doodstraf is duur, omdat de juridische verwikkelingen die voorafgaan aan het voltrekken van de doodstraf jaren kunnen duren en veel mankracht en tijd kosten. Getuigen, contragetuigen, rechters, nieuwe rechters, beroepen, gratieverzoeken, het kost allemaal erg veel tijd. En ook geld dus. En, zoals de voorstanders van de doodstraf beteuterd vaststellen, in de meeste gevallen is dat geld ook nog weggegooid, omdat de straf uiteindelijk wordt omgezet in 'slechts' levenslang. Tegenstanders zeggen dat dit wel het slechtste tijdstip is om te morrelen aan de doodstraf. In veel staten moet de politie bezuinigen, worden politiebureaus gesloten en krijgt de misdaad dus meer ruimte. De doodstraf is nu juist nodig om het rapaille in bedwang te houden. Er kraakt overigens meer in het Amerikaanse juridische systeem. Vanwege diezelfde kostenreductie zijn de autoriteiten in een aantal staten opgehouden voorwaardelijke gevangenisstraffen alsnog te voltrekken bij kleine vergrijpen. Wie 'on probation' was, een soort proefverlof, kon voor het roken van een joint alweer een jaar achter de tralies verdwijnen. Afgeschaft. Te duur.