In menige discussie duikt het getal op: er zijn in
Nederland een miljoen
moslims en het worden er steeds meer. Allebei onwaar. Het aandeel moslims onder de volwassen bevolking is vrijwel stabiel gebleven vanaf 2010. In 2010 rekende 4,5 procent zich tot de islam, in 2014 is dat 4,9 procent. Dat zijn rond de 660.000 mensen. Een duidelijke toename is wel te zien in de jongste leeftijdsgroep, van 6,8 naar 8,2 procent, en onder de 35- tot 45-jarigen, van 6,5 naar 8,0 procent. Van de niet-westerse allochtonen is in deze periode 44 tot 45 procent moslim. Het aandeel religieuzen in Nederland in zijn algemeen is in 2014 opnieuw gedaald, tot 51 procent. In 2014 beschouwde nog maar net iets meer dan de helft (51 procent) van de volwassenen zichzelf als godsdienstig. In 2010 was dat nog 55 procent. Het aandeel religieuzen verschilt sterk tussen verschillende bevolkingsgroepen. Van de niet-westerse allochtonen is 79 procent godsdienstig, aanzienlijk meer dan onder westerse allochtonen (50 procent) en autochtonen (47 procent). Vrouwen zijn met 54 procent wat vaker godsdienstig dan mannen (48 procent), en ouderen vaker dan jongeren. Van de 18- tot 35-jarigen behoren vier op de tien tot een religieuze groepering, tegen ruim zeven op de tien 75-plussers. Ook opleiding is relevant: van de lager opgeleiden is 60 procent godsdienstig, van de middelbaar opgeleiden 50 en van de hoger opgeleiden 42 procent.