De voltallige oppositie in Hongarije verenigt zich in een front tegen de regering van de conservatief-nationalistische premier Viktor Orban. Liberalen, groenen, socialisten en voormalig uiterst rechts willen een terugkeer naar de natie die dertig jaar geleden na de val van het communisme "vrijheid en welvaart" in het vooruitzicht stelde.
Orban (57), sinds tien jaar (opnieuw) regeringsleider, krijgt al jaren kritiek vanuit de EU op zijn afbraak van de onafhankelijke rechtspraak en mediavrijheid. Zijn regering heeft momenteel een tweederdemeerderheid in het parlement. Doel van het oppositiefront is hem en zijn Fidesz-partij te verslaan bij de verkiezingen in 2022.
In een verklaring beloven de partijen nooit met Fidesz samen te werken en nooit een kandidaat te selecteren die heeft deelgenomen aan de "misdaden van corruptie karakteristiek voor dit regime". Verder moeten de geheime archieven uit de communistische tijd worden opengesteld, misbruik van publieke en Europese fondsen aan de kaak gesteld en de rechtstaat en de persvrijheid in ere hersteld.
Adoptie onmogelijk maken
De partijen beloven verder het Hooggerechtshof weer onafhankelijk te maken en de grondwet te herschrijven. Die is geregeld aangepast door de huidige regering, recentelijk nog om adoptie door homokoppels onmogelijk te maken.
De regering-Orban heeft het via wijzigingen in de grondwet veel moeilijker gemaakt voor verschillende partijen om samen met een nationale kandidatenlijst de verkiezingen in te gaan. De partijen hebben afgesproken gezamenlijk voorverkiezingen te houden om in elk kiesdistrict een kandidaat naar voren te schuiven. Ook komt er een nationale lijst met gezamenlijke kandidaten. Van de 199 Hongaarse parlementariërs worden er 106 gekozen in districten. De rest wordt evenredig afgevaardigd naar het parlement vanuit nationale lijsten.
Een peiling van afgelopen week geeft de oppositie vertrouwen. Daarin zegt 41 procent van de ondervraagden op een oppositiepartij te gaan stemmen, en 39 procent op Fidesz.