De intensieve landbouw heeft een forse achteruitgang van het aantal broedvogels in Europa veroorzaakt. In Nederland is het aantal boerenlandvogels zelfs met meer dan 70 procent afgenomen, stellen Europese onderzoekers die vogeltellingen van de afgelopen 37 jaar uit 28 landen met elkaar hebben vergeleken. Intensieve landbouw heeft volgens hen een grotere negatieve invloed op vogels dan klimaatverandering, verstedelijking of het kappen van bos.
De onderzoekers hebben voor het eerst het bewijs geleverd dat intensieve landbouw de grootste boosdoener is. Tot nu toe was dat lastig vast te stellen volgens wetenschappelijk kennisinstituut Sovon Vogelonderzoek, dat aan het Europese onderzoek heeft meegewerkt. Bekend was wel dat de variëteit aan vogels achteruit gaat door onder meer intensieve landbouw en klimaatverandering, maar daarmee stond nog niet vast of deze bedreigingen ook de oorzaak zijn van dalende aantallen. Door de gegevens van de vogeltellingen te gebruiken konden de onderzoekers statistisch vastleggen wat de invloed van elke soort bedreiging op vogelpopulaties was, aldus Sovon.
In totaal zijn gegevens van 170 soorten vogels op 20.000 verschillende plekken in 28 landen gebruikt. Voor Nederland ging het om cijfers van het CBS en Sovon. Het gebruik van kunstmest en pesticiden heeft in Nederland veel vogels van het boerenland verdreven. De grauwe gors, de kemphaan en de patrijs komen bijna niet meer voor of zijn al helemaal verdwenen. De grutto, de kievit en de scholekster gaan die soorten hard achterna, aldus de onderzoekers.
Twee vogelsoorten profiteren juist van de veranderde omstandigheden: de putter en de gans komen veel vaker in Nederland voor. Ganzen vormen zelfs grote broedkolonies op akkers en in weilanden en veroorzaken daar veel schade.