Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werkt internationaal samen om de data op mobiele telefoons van criminelen vaker tegen hen te kunnen gebruiken. Een speciale databank voor digitale sporen wordt opgezet samen met Japan, Noorwegen en Griekenland.
“Apps zoals WhatsApp, een stappenteller of Snapchat kunnen een forensische goudmijn zijn. Bijna iedereen heeft een telefoon op zak. Die bevatten heel veel gegevens voor de bewijsvoering van zaken”, zegt Abdul Boztas, forensisch wetenschapper van het NFI en internationaal projectleider tegen de Telegraaf.
Deze gegevens zijn erg belangrijk voor politie en justitie. Zo kunnen misdrijven worden gereconstrueerd en verschillende scenario's en verklaringen van verdachten worden getest.
“In het leeuwendeel van mijn zaken, zo’n negentig procent, spelen mobiele telefoons een sleutelrol. ’Waar was een gebruiker?’ ’Met wie heeft een gebruiker gecommuniceerd?’ ’Wat is de herkomst van een foto?’ ’Heeft iemand op een trap gelopen?’ Dat soort vragen krijgen wij regelmatig van de politie”, legt Boztas uit. “De onderzoeker krijgt snel inzicht in de betekenis van het bestand en van welke app het bestand afkomstig is.”
Rechercheurs hebben niet altijd de know-how om belangrijke informatie uit de telefoons te halen. Verschillende besturingssystemen, een woud aan apps en nieuwe updates maken het een lastig karwei. Er is nu een speciale internationale databank opgericht waar experts technische informatie kunnen delen.
Studenten uit het hoger onderwijs gaan samen met de forensische instituten de software verder ontwikkelen. “Het moet ervoor zorgen dat de rechercheur straks sneller informatie heeft, waardoor een zaak sneller voor de rechter kan of een verdachte juist ontlast wordt. Het versnelt het onderzoek en het verhoogt het aantal zaken dat wij per jaar kunnen draaien”, vertelt Boztas. Het NFI wil een eerste databaseversie realiseren voor het einde van dit jaar.