Ongelijkheid in het
onderwijs blijft bestaan en wordt doorgegeven aan de volgende generatie. Tegenwoordig is vooral de opleidingsrichting van ouders belangrijk voor de studiekeuze en het opleidingsniveau van hun kinderen. Dat blijkt uit een onderzoek van sociologen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zo is de kans dat kinderen van ouders met een juridische achtergrond ook een juridische opleiding kiezen 2 keer zo groot dan de keuze voor een andere opleiding. Ook volgen zonen van technisch opgeleide ouders ruim 1,5 jaar meer scholing dan zonen van ouders in de zorg; voor dochters is dit verschil bijna een jaar.
Het opleidingsniveau van de ouders wordt minder belangrijk: ook kinderen van laag opgeleide ouders gaan vaker studeren. Nu bijna iedereen goed opgeleid is, kun je je met het opleidingsniveau niet meer echt onderscheiden. Belangrijker is wàt het kind gaat doen binnen het mbo, hbo of de universiteit: techniek, zorg, recht, techniek of iets anders. En deze keuze wordt steeds meer beïnvloed door de opleidingsrichting van de ouders.
Bij mannen zijn vooral de technische (44%) en economische richtingen (21%) populair, terwijl de agrarische opleidingsrichting en ook het onderwijs aan belangstelling hebben ingeboet. Nog slechts 2% van de mannen en 7% van de vrouwen kiest een onderwijsopleiding. Slechts 6% van de vrouwen kiest voor techniek. Populaire richtingen bij vrouwen zijn medisch (17%), economisch (18%) en sociaal cultureel (10%). Rechten blijft nog een opleiding voor kinderen van hoog opgeleide ouders.