Hennepteelt, wietkwekerijen en het witwassen van honderden miljoenen, in Brabant floreert de
criminaliteit als vanouds. Maar hoe komt het dan in het zuiden des lands de wet zo vaak met voeten wordt getreden? Er is een historische verklaring. Al honderden jaren is er relatief veel criminaliteit in Noord-Brabant. Dat heeft er mogelijk mee te maken dat het van oudsher een moeilijk begaanbare grensstreek was en daardoor de ideale plek voor criminelen. Lange tijd was de grens tussen Holland en Brabant onduidelijk doordat het land rond de Maas één groot moeras was. Het bosrijke gebied was een goede schuilplaats voor criminelen. Mede omdat onduidelijk was welke overheid waar moest handhaven. Ook toen de Brabantse grens noordelijker kwam te liggen en de regio duidelijker werd afgebakend bleef de criminaliteit bestaan. Dat kwam omdat er geen gezag was voor de regering in Den Haag, die door de katholieke Brabanders werd gezien als een protestants bolwerk. De kleine gemeenschappen zochten het zelf wel uit. Iedereen kende elkaar en verlinkte de ander niet. Veel inwoners leefden bovendien van de smokkel van koffie, kleding of sigaren. Vlak na de oorlog smokkelde men vooral boter de Belgische grens over. Later werd de smokkel van alcohol populair. Er waren dan ook volop illegale alcoholstokerijen. Toen in de jaren 70 xtc en speed opkwamen was het een kleine stap om die stokerijen om te bouwen tot drugslab.
Nederland is de grootste xtc-producent ter wereld. Brabant is het middelpunt. Nog steeds is de ligging tussen havensteden Rotterdam en Antwerpen ideaal voor criminelen om hun waar te verkopen. Ook zijn de Brabanders nog altijd argwanend tegenover het gezag. Zelden wordt er aangifte gedaan, terwijl velen wel weten waar de wietkwekerijen zitten. Niet voor niets zijn de oplossingspercentages onder de rivieren veel lager dan in de rest van Nederland.