Lage-inkomenslanden hebben 308,5 miljard dollar extra per jaar nodig om hun burgers iets van sociale bescherming te bieden als het land te maken krijgt met klimaatrampen. De International Labour Organization (ILO) noemt deze sociale bescherming in een nieuw rapport "cruciaal om de gevolgen van de klimaatcrisis aan te pakken".
Onder de groep lage-inkomenslanden vallen ook de landen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Ze geven momenteel slechts 0,8 procent van hun bruto binnenlands product uit aan sociale bescherming. Dat terwijl sociale bescherming juist mensen kan helpen om zich aan te passen aan klimaatverandering, zo valt te lezen in het rapport. Landen met hoge inkomens geven gemiddeld 16,2 procent uit aan sociale bescherming. Gezondheidszorg is hier niet meegeteld.
"De klimaatcrisis raakt ons allemaal en vormt de grootste bedreiging voor sociale rechtvaardigheid op dit moment", zegt Gilbert Houngbo, directeur-generaal van de ILO, naar aanleiding van het gepubliceerde rapport. "Veel van de landen die het hardst door deze crisis worden getroffen, hebben niet de middelen om de gevolgen voor het milieu en het levensonderhoud op te vangen." Volgens de voormalige minister-president van Togo is "universele sociale bescherming" hoogstnoodzakelijk om ervoor te zorgen dat de klimaatcrisis ongelijkheid niet vergroot.
Ook wijst het rapport erop dat sociale bescherming gezinnen, werknemers en bedrijven kan verdedigen tijdens de overgang naar duurzame en hernieuwbare bronnen. Het zou werknemers opleiding of bijscholing moeten bieden, zodat ze de omslag kunnen maken naar groene sectoren. Houngbo stelt dat sociale bescherming niet alleen ethisch is, maar ook praktisch. "Door werknemers overal te ondersteunen en te beschermen, kunnen we de angst voor de transitie wegnemen, wat essentieel is om de steun van de bevolking te mobiliseren voor een duurzame en rechtvaardige overgang."