In de jaren zeventig was hij voor progressieve katholieke de vermenselijking van het kwaad. Jo Gijsen. Hij werd door paus Paulus VI tot
bisschop benoemd om een tegenwicht te bieden tegen nieuwlichterij die in Vaticaanse ogen de Nederlandse kerk teisterde. En hij deed waarvoor hij was benoemd: hij bood een tegenwicht. Hij maakte met iedereen ruzie die er progressiever over dacht dan hijzelf, hij stichtte een vooroorlogse priesteropleiding in Rolduc, hij draaide alles terug wat zijn voorgangers hadden ingevoerd. Hij was zo behoudend dat hij zelfs ruzie kreeg met zijn behoudende collega's. De Paus, die een beetje in zat met de kwestie, liet hem wel bisschop blijven, maar benoemde hem op Ijsland. Daar zijn amper katholieken en kon Gijsen dus minder kwaad aanrichten. Toen hij, met pensioen, weer terugkwam in Nederland, waren er zware beschuldigingen van seksueel misbruik tegen Gijsen. Volgens een klacht heeft de oud-bisschop van Roermond, toen hij in 1958 kapelaan was in Valkenburg aan de Geul, verregaande seksuele handelingen verricht met de 10-jarige zoon van een parochiaan. Daarnaast was Gijsen een gluurder geweest. In 2011 bestempelde de klachtencommissie het als "onbetamelijk" dat Gijsen in 1959, als slaapzaalsurveillant van het kleinseminarie Rolduc, een masturberende jongen in zijn chambrette begluurde. En ook op IJsland waren er verhalen. Kortom: Gijsen zorgde voor redelijk veel opschudding en zelden door iets opbouwends. En nu is hij gestorven.