Ongeveer een derde van alle Nederlanders boven de 18 jaar heeft nu een tatoeage. Dat was vlak na de oorlog wel anders, de eerste tattooshop opende in 1955 in het centrum van Amsterdam. In de afgelopen tien jaar is het aantal van deze shops alleen al in de hoofdstad gestegen van 94 naar 421.
Aanvankelijk waren het vooral zeelieden die zich lieten tatoeëren. "Dat was ook handig om ze te identificeren als ze verdronken", zegt Henri Beunders, emeritus hoogleraar Ontwikkelingen in de Publieke Opinie, tegen AT5. "Aan de muur bij zo'n shop hing lange tijd een aantal voorbeelden waar je uit kon kiezen: een hartje, een adelaartje, een anker." Later werden de rozenkransen met de tekst 'True Love Father Mother' populair. En 'Death before Dishonor' met daarbij een doodskop.
Kortdurende trends
"Nu komen mensen met een prentje
dat ze zelf getekend hebben, al dan niet met behulp van internet",
zegt de bekende Amsterdamse tatoeëerder Henk Schiffmacher. "We
hebben een wereld die wordt beïnvloed door pictogrammen, TikTok en
ik weet niet wat voor flauwekul. Zij bepalen de trend en die is vaak
van heel korte duur."
"De hobby is nu dat je allerlei
kutdingetjes links en rechts op je lichaam laat zetten, een klein
tekstje. Dat staat dan zo op je lichaam dat je het zelf kunt lezen:
haal adem! Breathe! Met een tekeningetje erbij", legt
Schiffmacher uit. "Dat is natuurlijk een heel lucratieve handel.
Zo klaar, kost 100 euro.
Beunhazen
"Zoals in alle beroepen komt
beunhazerij voor", zegt Beunders. "Ik zie ook dat veel
oud-studenten van de kunstacademies juist met tatoeëren zijn
gestart. En dat zijn echte artiesten."
De hoogleraar is bezorgd over de toekomst van de lichaamskunst. "Voor de tattooliefhebber is die niet zo rooskleurig, omdat de tattoo zo algemeen is geworden. De rebellen van de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren, van Janis Joplin tot Herman Brood, die moeten nu iets anders doen om op te vallen. Want als zo ongeveer een derde van alle Nederlanders boven de 18 een tattoo heeft, dan wordt het bijna rebels om er geen te nemen.”
Bron(nen): AT5