De deal die toenmalig officier van justitie
Fred Teeven in 2000 sloot met drugscrimineel Cees H. kan de toets der kritiek niet doorstaan. De afspraak op zich deugde van geen kanten en is ook onjuist tot stand gekomen en afgewikkeld. De wijze waarop minister van Veiligheid en Justitie Ivo
Opstelten met de kwestie is omgegaan toen die in 2014 en 2015 opspeelde, vertoont tekortkomingen.
Dat heeft een onderzoekscommissie onder leiding van oud-ombudsman Martin Oosting vastgesteld. Die was in het leven geroepen om de zaak uit te pluizen die Opstelten en Teeven in maart dit jaar hun baan als minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kostte.
Dat gebeurde nadat Opstelten eerst lang had volgehouden dat er met de deal 1,2 miljoen gulden gemoeid was geweest, terwijl het uiteindelijk 4,7 miljoen bleek te zijn die Cees H. mocht houden na het betalen van een boete van 750.000 gulden. Ook hield hij geruime tijd vol dat er geen bonnetje meer van was te vinden, terwijl dat er uiteindelijk toch bleek te wezen. Had Opstelten met zijn ambtenaren de kwestie beter aangepakt, dan had hij mogelijk niet hoeven af te treden, stelt Oosting.
Eigenlijk mocht de Teeven-deal in de gekozen vorm ook gewoon al niet. Maar het proces van goedkeuring door het college van procureurs-generaal was ook niet goed. Er is ook geen rechtvaardiging te vinden voor het feit dat Teeven de Belastingdienst erbuiten hield.