Levensmiddelenconcern Unilever heeft van het Simon Wiesenthal Center een plek gekregen in "wereldwijde top tien van antisemitisme" van dit jaar. De internationale Joodse mensenrechtenorganisatie hekelt de beslissing van het Unilever-merk Ben & Jerry’s eerder dit jaar om geen ijs meer te gaan verkopen in Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied.
Volgens het Simon Wiesenthal Center gaat het "niet alleen om het ijs". De organisatie stelt dat Unilever de "immorele en illegale boycot" van Ben & Jerry's mogelijk maakt omdat de ijsproducent "Israël zou haten" en "antisemitisch" is. Bedrijfsleiders van Unilever "laten het gebeuren", vindt de mensenrechtenorganisatie.
Voor Ben & Jerry's is de verkoop van ijs in de gebieden niet in lijn met de waarden van de onderneming. Het merk is wel eigendom van Unilever, maar heeft vergaande autonomie en een activistisch imago. Ben & Jerry's staat bekend om zijn inzet voor sociale rechtvaardigheid. Het ijsmerk spande zich recentelijk in voor de Black Lives Matter-beweging, LGBTQ+-rechten en hervorming van de verkiezingsfinanciering.
Het bedrijf werd in 2000 door Unilever overgenomen. In de koopovereenkomst was afgesproken dat het bedrijf autonomer kan opereren dan andere ondernemingen onder de Unilever-paraplu. Zo heeft een onafhankelijk bestuur de bevoegdheid om te beslissen over de maatschappelijke missie, de merkintegriteit en het beleid van het bedrijf.
De lijst van het Simon Wiesenthal Center werd aangevoerd door Iran, wiens regime de "grootste existentiële bedreiging voor het Joodse volk" is. Ook de Palestijnse beweging Hamas, de Britse BBC, de vergelijking tussen het coronabeleid en de Holocaust, sociale media als Telegram, TikTok en Facebook en het Duitse regeringsbeleid verschenen in de top tien van de mensenrechtenorganisatie. Unilever eindigde op de laatste plek in de top tien.