Hulpverlening verandert en kost steeds meer tijd, merkt crisis- en rampenexpert Thea Hilhorst, die de Spinozapremie ontving voor haar werk. "Vaak duren conflicten veel langer."
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) deelt jaarlijks zes keer de Spinoza- en Stevinpremie uit aan hoogleraren vanwege de maatschappelijke impact van hun onderzoek. Met 2,5 miljoen euro per persoon is het de grootste wetenschappelijke prijs van Nederland.
Hilhorst (61) is hoogleraar humanitaire hulp en wederopbouw aan de Erasmus Universiteit en onderzoekt op locatie op welke wijze hulp op gang komt na een ramp of oorlog. Zo was zij na de tsunami in 2004 in Sri lanka en staat binnenkort een reis naar Oekraïne gepland.
In de praktijk ziet zij dat de hulpverlening is veranderd. “Tot het begin van deze eeuw was het idee: een crisis is uitzonderlijk en tijdelijk, dus is hulpverlening dat ook, dus als de brand geblust is, gaan hulporganisaties weer weg. Maar de praktijk is veel weerbarstiger. Vaak duren conflicten veel langer, kijk naar Afghanistan of Zuid-Soedan. Vluchtelingen blijven gemiddeld zeventien jaar in vluchtelingenkampen en inmiddels is duidelijk dat je ze ook perspectieven moet bieden om iets op te bouwen”, legt Hilhorst uit
aan de Volkskrant.Er zijn veel asielzoekerscentra gesloten in Nederland de afgelopen jaren. Daarom zitten de azc's nu overvol, niet omdat we meer mensen opvangen. Daarnaast is de doorstroming naar huisvesting volgens de crisisexpert lastig op het moment.
Over de mensen die vinden dat bij hulporganisaties teveel geld aan de strijkstok blijft hangen, is zij duidelijk: “Dat is een grote misvatting. De hulpsector wordt ontzettend goed gecontroleerd, misschien wel meer dan andere sectoren. Een Giro555 móét wel transparant en professioneel zijn, want ze krijgen geld uit donaties. En ja, een deel van het geld gaat dan naar een goede boekhouder. Hulpverlenen kost geld. Een krant maken kost ook meer dan alleen drukinkt en papier.”