Palmyra, stad van de palmbomen, is de meest bezochte bezienswaardigheid van Syrië. Tot de oorlog trok de archeologische locatie 150.000 bezoekers per jaar. Nu is de ooit schatrijke woestijnstad in handen gevallen van IS en het lijkt een kwestie van tijd tot de terreurgroep de grootste archeologische schatten van het midden-oosten vernietigt. Palmyra wordt ook wel Tadmur, wonder, genoemd of de stad van de duizend zuilen. Het was een oase op de zijderoute. De inwoners beschermden reizende handelaren tegen overvallen van bedoeïenen, wat hen grote welvaart opleverde. Rond 30 voor Christus ontdekten de Romeinen de plaats en noemde haar Palmyra. De 'parel van de woestijn' diende als bufferzone tussen de Romeinse provincie Syrië en Mesopotamië. De vele overblijfselen, waaronder een 1,2 kilometer lange rij zuilen, reusachtige tempels en een indrukwekkend theater, laten zien hoe groots en welvarend de stad ooit was. Een van de hoogtepunten is de tempel voor de Babylonische god Baäl, die stamt uit de eerste eeuw. Leidse archeoloog Olivier Nieuwenhuijse. "Die stad is uniek. Omdat ze zo groot is, maar ook omdat de kunst die er te vinden is, afwijkt van die in andere Syrische en Iraakse plaatsen. Palmyra was ten tijde van het Romeinse Rijk een stadsstaatje, een op zichzelf staande cultuur. Als IS flink huishoudt, kan die cultuur bijna helemaal verloren gaan."