Van eeneiige tweelingen werd altijd gedacht dat ze genetisch vrijwel identiek zijn, maar de verschillen blijken groter dan gedacht. Bovendien ontstaan ze al heel vroeg in de ontwikkeling van het embryo, blijkt uit een nieuwe studie.
Nature/nurtureIdentieke tweelingen, afkomstig uit hetzelfde eitje, zijn belangrijk voor onderzoek naar de invloed van genen versus omgevingsfactoren op de persoonlijkheid. Omdat de tweelingen genetisch bijna hetzelfde zijn, worden fysieke en psychische verschillen toegeschreven aan omgevingsfactoren als opvoeding en onderwijs.
Maar nieuw onderzoek dat donderdag in vakblad Nature
Genetics verscheen, suggereert dat de rol van genetische factoren bij het ontstaan van deze verschillen waarschijnlijk wordt onderschat.
"Als je een eeneiige tweeling gescheiden opvoedt en een van hen ontwikkelt autisme dan wordt dit volgens de klassieke interpretatie veroorzaakt door de omgeving," aldus onderzoeker Kari Stefansson, hoofd van IJslands deCODE genetics, een dochteronderneming van de Amerikaanse farmaceut Amgen. "Maar dat is een buitengewoon gevaarlijke conclusie." Het kan namelijk ook komen door een vroege genetische mutatie bij een van de twee embryo's.
Vroege mutatiesStefansson en zijn team onderzochten de genomen van 387 identieke tweelingen en hun ouders, echtgenoten en kinderen om genetische mutaties te kunnen herleiden. Ze ontdekten dat de tweelingen gemiddeld met 5,2 genetische mutaties van elkaar verschillen, die vroeg in de ontwikkeling van het embryo zijn ontstaan. Bij 15 procent was het aantal vroege mutaties nog groter.
Als een mutatie ontstaat in de eerste paar weken van de ontwikkeling van het embryo wordt ervan uitgegaan dat die wijdverspreid is in de cellen van de persoon en in die van diens kinderen.
Bij een van de tweelingen was een mutatie bijvoorbeeld aanwezig in alle cellen van het lichaam van een van de twee, maar helemaal afwezig bij de ander. Stefansson legt uit dat van de initiële genen waaruit de tweeling wordt gevormd, "een van de twee volledig is gemaakt van de afstammelingen van de cel waarin de mutatie plaatsvond, en de andere helemaal niet."
Tweelingonderzoeker Nancy Segal van de California State University noemt het onderzoek 'heroïsch en heel belangrijk'. "Dit dwingt onderzoekers om hun denkwijze over de invloed van genetica en de omgeving te herzien. Tweelingen lijken veel op elkaar maar zijn dus niet hetzelfde."