Het gebied rond Tsjernobyl, waar in 1986 een kernreactor ontplofte, is voor mensen nog steeds onbewoonbaar, maar de natuur is er alweer opgebloeid. En dat leidt tot bijzondere schepsels, zoals een soort superwolf, die bestand is tegen radioactieve straling. Deze wolven kunnen belangrijk zijn voor de behandeling van kanker.
Ze leven in een zone met een radioactieve straling van 11,28 millirem, zes keer meer dan wat veilig wordt geacht voor mensen. Na een aantal generaties hebben de genen van de wolven zich weten aan te passen aan de hoge stralingsniveaus, ontdekte de Amerikaanse biologe Cara Love. Volgens haar is het immuunsysteem van de dieren vergelijkbaar met dat van kankerpatiënten die bestraald worden. Ze zouden zelfs genen hebben die tegen een verhoogd risico op kanker bestand zijn.
Love kwam tot haar ontdekking door de dieren een halsband om te doen die "realtime metingen geeft van waar de wolven zich bevinden en aan hoeveel straling ze worden blootgesteld".
De bevindingen zijn erg interessant voor onderzoek naar genmutaties die de kans op het overleven van kanker kunnen vergroten bij mensen.