Tot nu toe was de diagnose autisme vooral gebaseerd op interviews en gedragsobservaties. Een nieuw onderzoek kan daar verandering in brengen. Hieruit blijkt dat een veel objectievere maat, namelijk een fMRI-scan van de hersenen tijdens het denken aan sociale interacties, gebruikt kan worden om de diagnose autisme met grote nauwkeurigheid te stellen. Prof. dr. Marcel Just, directeur van het Center for Cognitive Brain Imaging aan de Carnegie Mellon University in Pittsburgh, en zijn team maakten fMRI-scans van de hersenen van 17 jongvolwassenen met hoog functionerend autisme en 17 mensen zonder autisme, terwijl zij dachten aan 16 uiteenlopende sociale interacties, zoals 'omhelzen, 'vernederen', 'schoppen' en 'aanbidden'. De onderzoekers maten de activatie in 135 kleine stukjes van de hersenen, elk ter grootte van een peperkorrel, en analyseerden hoe de activeringsniveaus een patroon vormden. Dat patroon is opvallend gelijk bij verschillende mensen. 'Als je nadenkt over een huis of een stoel of een banaan terwijl je in de scanner ligt, kan ik vertellen waaraan je denkt', aldus Just. Het verschil in activatiepatronen tussen de 2 groepen was zo groot dat de onderzoekers in 33 van de 34 gevallen tot de juiste conclusie kwamen. Dat wil zeggen ze met 97% accuraatheid mensen met zonder autisme van elkaar konden onderscheiden door alleen maar naar specifieke fMRI activatiepatronen te kijken. Er was een gebied in de hersenen dat geassocieerd was met de representatie van het zelf dat niet geactiveerd werd bij mensen met autisme. Als zij dachten aan knuffelen, overtuigen of haten deden ze dat alsof ze naar een toneelstuk keken of er een definitie van lazen in een woordenboek. Ze dachten niet dat het op hen van toepassing was. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in .
Bron(nen): Time