Het IQ wordt veelal beschouwd als een stabiel gegeven dat (mede) bepaalt hoe we zullen presteren in opleiding en werk. Uit een recent Engels onderzoek blijkt echter dat het IQ alles behalve vast staat. In 2004 werden 33 gezonde adolescenten tussen de 12 en 16 jaar onderzocht. Vier jaar later werd dezelfde test nog eens afgenomen. Telkens maakten de onderzoekers ook nog een MRI scan van hun hersenen.
Toen de onderzoekers beide metingen vergeleken, bleek dat het IQ gemiddeld genomen wel hetzelfde blijft, maar dat er grote individuele verschillen zijn. Bij sommige
jongeren steeg het IQ met 20 punten, terwijl dat van anderen aanzienlijk daalde. Het was ook niet zo dat de uitschieters meer naar het gemiddelde gingen. Jongeren met een hoog IQ stegen soms en anderen met een lager IQ daalden nog verder. Veranderingen in het IQ werden ook teruggezien in specifieke hersengebieden op de scan.
Hoe één en ander komt, is niet duidelijk. Maar het stemt wel tot nadenken over de waarde van IQ-tests om de studiekeuze van jongeren te helpen bepalen, om van de CITO-gekte nog maar te zwijgen.