Lang voordat de moderne mens wist hoe hij zijn eigen
alcohol moest stoken, werd er al van het verderfelijke goedje gesnoept. Zo'n 10 miljoen jaar geleden moesten onze voorouders overleven door rottend
fruit te eten, waaruit alcohol ontstaat. Uit een nieuwe studie blijkt dat er één genetische mutatie verantwoordelijk is voor het vermogen van de mens om alcohol af te breken. De mutatie valt samen met de tijd waarin primaten op de grond ging leven in plaats van in bomen. In een periode waarin voedsel schaars was, leerden voorouders van de mens rottend fruit te verteren dat op de grond lag. Hoofdonderzoeker Matthew Carrigan van het Santa Fe College in Florida vertelt: 'We wilden beter begrijpen hoe de relatie van de mens met ethanol is ontstaan'. De onderzoekers keken daarvoor bij 28 soorten zoogdieren naar de evolutie van een groep genen die verantwoordelijk is voor de spijsvertering, de ADH4-genen. Deze enzymen zijn de eersten die alcohol in het lichaam afbreken. 'Vermoedelijk was het voedsel wel tweede keus', zegt Carrigan. 'Dat primaten in staat waren om ethanol te verwerken wil niet zeggen dat rot fruit hun eerste keus was en ook niet dat ze er volledig aan aangepast waren. Ze hadden alleen baat bij kleine hoeveelheden gefermenteerd fruit'. Dat zou ook de reden zijn waarom alcohol in grote hoeveelheden nu nog altijd zo schadelijk is. De genen zijn slechts aangepast om kleine hoeveelheden te verwerken.