Astrid Holleeder is nu zo bang voor haar moordende broer dat ze niet meer werkt, is verhuisd en zich schichtig verplaatst door haar (en zijn...) Amsterdam. Holleeder zegt op verschillende plekken in Amsterdam een auto te hebben staan. "Zodat niemand weet waar ik op zal duiken. Ik kan overal naartoe, maar ik moet altijd nadenken over hoe en wat. Zomaar ergens naartoe fietsen, is er niet bij. Het kwetsbaarst ben ik als ik naar mijn auto loop. Als ik een brommer of scooter aan zie komen, ben ik weg." Ze zegt dat tegen Libelle. “Ik heb net een dipje achter de rug. Ik heb de woning leeggehaald waar ik 22 jaar heb gewoond. Daar woon ik al een tijdje niet meer, maar nu moest ik definitief afscheid nemen van mijn huis en mijn straat in de Rivierenbuurt, de fijnste buurt van Amsterdam. Daar kom ik nooit meer terug, en dat valt me zwaar. Zwaarder dan gedacht, want ik hecht niet zo aan materie. Maar goed, iedereen heeft weleens een dipje.” Ik ben gestopt met werken als strafrechtadvocaat, wat ik 20 jaar met veel plezier heb gedaan. Ook ben ik gestopt met basketballen, wat ik al van kinds af aan deed. Ik heb opeens last van allerlei kwalen, darmontstekingen en zo, omdat ik niet meer beweeg. Ik kan niet zomaar een avond in een restaurant gaan eten. Mijn kleinkinderen kan ik niet van school halen. Dat kan ik die andere moeders toch niet aandoen? In hun plaats zou ik ook zeggen: ga jij eens een stukkie verderop staan.”