Enige tijd geleden verscheen voormalig huisgenote (hierna te noemen '
Eva') met een gealarmeerd ogende gelaatsuitdrukking in de woonkamer, in haar handen een bundeltje correspondentie dewelke op ons woonadres was bezorgd. Zij oogt altijd lichtelijk gealarmeerd, doch mijn interpretatie van de blik die zij mij op voornoemd moment ten beste gaf bleek geen onjuiste. De stapel enveloppen bevatte namelijk een laatste oproep gericht aan ondergetekende (hierna te noemen 'mij'), met het vriendelijke verzoek in de komende week deel te nemen aan de zoveelste bijscholingscursus. Ik vraag mij oprecht af waar men denkt dat ik de tijd vandaan kan halen voor dergelijke activiteiten.