Wat de Bijbel echt vindt van het homohuwlijk

Boeken
donderdag, 30 juni 2011 om 00:00
welingelichtekringen header 1
Het is paarlen voor de zwijnen wat theoloog Lee Jefferson doet in de Huffpo, maar het is wel een mooi stuk: de bijbel en het homohuwelijk. In Amerika weer een heet onderwerp nu homo's ook de de staat New York mogen trouwen. Jefferson probeert zijn lezers allereerst uit te leggen dat homo's in de tijd van Jezus niet bestonden. Er was geen woord voor, niet in het Hebreeuws, niet in het latijn. Er was seks hebben van mannen met mannen, dat was er wel. Maar de veronderstelling dat dat zou kunnen zijn vanuit een seksuele geaardheid was er niet. Sommige mannen deden dat, seks hebben met elkaar, of - nog vaker - met jongetjes. Het was hooguit wangedrag. Een tekst van Paulus die vaak wordt gebruikt om uit te leggen dat jezus geen homo's wil, is gericht aan een gemeente waar een lid seks had met zijn stiefmoeder. Dat vond Paulus niet passen bij een christen. En hij somt op wat hij nog meer niet gepast vindt: Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtige, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.
En dan is er Leviticus, ook veel genoemd als gods woord dat zich keert tegen de homo en lesbo. We citeren het hele fragment hieronder: zoek de vervloeking van de homo uit de lijst. De Leviticus-tekst is ontstaan om onderscheid te maken: wat doen wij, Joden, niet en de heidenen bij de buren wel. En dat blijkt nog al wat. In Leviticus staan ook de spijswetten, die de joden nog altijd Gods woord achten, maar de fundamentele christenen niet: die eten zonder mankeren varken en op sabbat een heel ei (terwijl slechts een half ei door god is toegestaan) Met de twee citaten doen we Jeffersons betoog geen recht. Wie wil weten waarom sommige/veel christenen zo in de war rtaken van homo's: lees dat stuk. Leviticus: Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem! 10 Een man ook, die met iemands huisvrouw overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster. 11 En een man, die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen! 12 Insgelijks, als de man bij de vrouw zijns zoons zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen! 13 Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben, met vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen! 14 En wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men zal hem, en diezelve met vuur verbranden, opdat geen schandelijke daad in het midden van u zij. 15 Daartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden; ook zult gijlieden het beest doden. 16 Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen! 17 En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien, en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid dragen. 18 En als een man bij een vrouw, die haar krankheid heeft, zal gelegen en haar schaamte ontdekt, haar fontein ontbloot, en zij zelve de fontein haars bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden. 19 Daartoe zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen. 20 Als ook een man bij zijn moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; zonder kinderen zullen zij sterven. 21 En wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn