De Nederlandse musea beschikken samen over in totaal 65 miljoen items. Slechts 5 procent daarvan wordt daadwerkelijk tentoon gesteld. De rest blijft in het depot, schrijft . Dat kan beter vinden
overheid, publiek en ook musea zelf, blijkt uit een intern rapport van de Museumvereniging. Een groot deel van de voorwerpen is niet te zien, omdat ze bewaard worden voor de wetenschap. En een aantal stukken halen de museumzalen niet, omdat ze niet het vereiste aantal bezoekers per jaar trekken. Maar er blijft nog genoeg mooie kunst in het depot achter, die het verdient om getoond te worden. Om dat te bereiken moeten musea vaker stukken aan elkaar uitlenen, schrijven de onderzoekers. Alleen dat is duur. De voorwerpen moeten tijdens het vervoer verzekerd zijn tegen marktwaarde. Van de 2,5 miljoen
euro die het Rotterdamse museum Boijmans Van Beuningen jaarlijks besteedt aan het maken van tentoonstellingen, gaat alleen al vijf ton op aan verzekeringspremies. Dat zou goedkoper kunnen als de overheid, van wie het merendeel van alle collecties is, stukken alleen zou verzekeren voor eventuele schade die ze oplopen tijdens het vervoer. Daarover wil de Museumvereniging binnenkort afspraken maken met de overheid. Een andere manier om museumstukken zichtbaarder en beter uitleenbaar te maken is digitalisering. Maar de subsidie daarvoor is in een paar jaar tijd teruglopen van 9 naar ruim 1 miljoen euro. In het Boijmans gaat het nog zeker 2 tot 3 jaar duren voor alles digitaal is. Open depots zijn een derde manier om de zichtbaarheid van de collecties te vergroten. Het Zaans Museum, het Zeeuws Museum in Middelburg, Museum Gouda en het Rijksmuseum in Amsterdam hebben al vormen van een open depot. De overheid zou daarin kunnen investeren, schrijven de onderzoekers.