'We zijn ons brein' is de boodschap die we overal meekrijgen, maar hoe zit dat dan met de manier waarop we naar kunst kijken? In een onlangs verschenen boek '' richt Eric R. Kandel, hoogleraar neurowetenschappen aan de Columbia University, zich op geschilderde portretten, omdat we inmiddels meer weten over hoe onze hersenen reageren op de gelaatsuitdrukkingen en lichaamshoudingen van anderen. De portretkunst floreerde aan het begin van de 20e eeuw in Wenen met Gustav Klimt, Oskar Kokoschka en Egon Schiele. Wat deze kunstenaars gemeen hadden, was dat zij trachtten het onbewuste instinctieve streven van mensen in hun portretten tot uitdrukking te brengen. Het was ook de tijd van Freud en belangrijke ontwikkelingen in de biologie en geneeskunde. Ook daar werd duidelijk dat wat je ziet slechts de oppervlakte is. Bij Freud heb je de onbewuste impulsen, in de geneeskunde zie je symptomen en niet direct de oorzaken. In de schilderkunst vond je die diepere lagen terug: Klimt gaf in zijn tekeningen een intuïtief beeld van de vrouwelijke seksualiteit en legde - nog voor Freud - de link tussen seksualiteit en agressie. Dat brengt ons terug naar de beginvraag: Hoe kunnen kunst en (neuro)wetenschap worden verenigd? Alois Riegl van de Weense School voor de Kunstgeschiedenis was in 1900 de eerste die hierop een antwoord gaf. Hij zag in dat kunst niet compleet is zonder de perceptuele en emotionele betrokkenheid van de toeschouwer. De toeschouwer interpreteert datgene wat hij ziet vanuit zijn persoonlijk referentiekader - mede op basis van persoonlijke herinneringen en ervaringen - en verleent zo betekenis aan het beeld. Dit impliceert dat het brein een 'creativiteitsmachine' is, die onvolledige informatie uit de buitenwereld tot een compleet geheel maakt. Dat zie je duidelijk met illusies: dan laten je hersenen je zien wat je denkt te zullen zien, maar er in feite niet is. Verder zijn onze hersenen zo geprogrammeerd dat we vooral kijken naar gezichten op schilderijen. Onze hersenen besteden meer aandacht aan de details van de gezichten dan aan de rest van het schilderij. We reageren sterk op de expressionistische werken van deze Weense kunstenaars door de overdreven gelaatstrekken die deze schilders afbeeldden. Bovendien is het stimulerende gevoel als we kijken naar een portret vaak mede het gevolg van de activiteit van 'spiegelneuronen'. Deze cellen geven signalen af in het motorisch gebied van de hersenen en laten ons het gedrag van anderen zien alsof het van onszelf is.
Bron(nen): The New York Times