De brug op deze foto is de langste ter wereld (42,5 km) en verbindt de havenstad Qingdao met het platteland aan de overzijde van de baai. Technisch gezien is het gevaarte een enorme prestatie, maar er is ook een probleem – er rijdt bijna geen verkeer op zijn driebaanswegen. Als zodanig staat de brug model voor het dilemma van de Chinese economie. De afgelopen tien jaar heeft
China enorm geïnvesteerd in hoogwaardige infrastructurele projecten. De theorie was dat dit goed was voor de economische groei en dat de bouw van al die mooie bruggen, hogesnelheidslijnen, luchthavens en woonwijken vanzelf de aanzet zou geven tot andere economische activiteiten. Dat laatste is echter niet (of in ieder geval lang niet genoeg) gebeurd, waardoor veel nieuwe infrastructuur nu nauwelijks wordt benut en veel vastgoed leegstaat. De Chinese overheid heeft daarom enige tijd geleden ingegrepen door de geldkraan langzaam dicht te draaien. Dat heeft ertoe geleid dat de economische groei het afgelopen half jaar is gedaald naar 7,6 procent, de zwakste groei sinds 2009. Hoewel veel economen dit een goede zaak vinden, omdat het alternatief – een scherpe inzinking op iets langere termijn – veel erger zou zijn, beginnen sommigen zich in China te roeren. Als reactie daarop is het beleid onlangs weer voorzichtig bijgesteld in stimulerende zin. De rente is twee maal verlaagd, de banken zijn aangespoord meer kredieten ter beschikking te stellen en er zijn subsidies ingevoerd om de consument ertoe te verleiden meer te gaan uitgeven. Volgens analisten ligt het gevaar nu op de loer dat de investeringen weer een eigen leven gaan leiden, om het land uiteindelijk op te zadelen met nog meer lege flatgebouwen, verlaten industrieparken en bruggen die nergens heen leiden.
Bron:
Financial Times