Binnen twintig jaar zou 47 procent van het huidige
werk door
computers worden uitgevoerd. Beveiligers, secretaresses, belastingadviseurs, accountants en taxichauffeurs, wat moeten ze straks gaan doen? Technologische vooruitgang is natuurlijk toe te juichen. Het zorgt voor welvaart en maakt het leven gemakkelijker. En tot nu toe gold de regel dat nieuwe technologie via meer welvaart en dus meer vraag naar nieuwe goederen, uiteindelijk naar meer werk leidde: de koetsenbouwer kon in de autofabriek aan de slag. Maar nu lijkt de door econoom Keynes in 1930 al gevreesde technologische werkloosheid misschien toch realiteit te worden. Veel
banen in het lagere en middensegment dreigen te verdwijnen. De werkgelegenheid daalt al decennia in alle westerse landen en de kloof tussen arm en rijk is flink toegenomen. Technologie en innovatie gaan steeds sneller. Internet start-ups kunnen heel gemakkelijk producten ontwikkelen, verkopen en promoten. Daar hebben ze nauwelijks mensen voor nodig. Instagram bijvoorbeeld is in 2012 voor 1 miljard dollar verkocht. Het heeft 30 miljoen gebruikers en er werken maar 13 mensen. Kodak ging even daarvoor failliet, maar had in zijn hoogtijdagen 145.000 man in dienst. Wat kunnen overheden doen? Het antwoord is: beter onderwijs. Banen die nodig blijven, vragen om kennis, creativiteit en managementvaardigheden. Mensen moeten hun hele leven kunnen blijven profiteren van onderwijs, zodat ze steeds complexere werkzaamheden kunnen uitvoeren. Toch blijven er grote verschillen in potentieel en zou het inkomen van een grote groep mensen achteruit kunnen gaan. De overheid kan die mensen misschien compenseren, zodat iedereen kan genieten van de voordelen van technologische vooruitgang. Bron:
The Economist