1. Je hebt geen doel. je weet niet of je nu zoveel mogelijk wilt genieten, of later. Of je wilt sparen voor de studie van je kinderen, of voor een wereldreis. Je doet maar wat 2. Je hebt geen begroting voor je uitgaven. Je hebt niet nagedacht waaraan je je geld wilt besteden. Je doet maar wat 3. Je wilt je goed gaan voelen door bezittingen. Werkt niet 4. Je doet met je geld wat de mensen om je heen doen 5. Je bent niet vroeg begonnen met sparen, met kleine beetjes tegelijk. 6. Je leent geld om dingen te kopen die dalen in waarde. Rente betalen is niet zo erg, als het bezit dat je kocht met geleend geld in waarde stijgt. Maar als dat steeds minder waard wordt is het een slecht idee 7. Je koopt wel eens een nieuwe auto. Weinig dingen zijn zo verkwistend als de aanschaf van een nieuwe auto. Al koop je er maar een van een half jaar oud! 8. Een groter huis kopen dan je nodig hebt en een huis dat duurder is dan je kunt betalen