Over de hele wereld worden ze verkocht: de kipstukjes, vegetarische balletjes en tofoe-blokjes uit Nederland. Nederlandse bedrijven gaan internationaal voorop in de productie van vervangers voor
vlees en vis. Niet zo gek, vertelt Jeroen Willemsen van de branche-organisatie Het Platform Nieuwe Eiwitproducten aan . 'In Nederland spreken we al langer dan in andere landen over de nadelen van grootschalige vleesproductie. Dat komt naast een innovatieve landbouwsector ook door de politiek, die actief bezig is met het verduurzamen van de voedselproductie'. In veel landen beginnen ze nu pas na te denken over vleesalternatieven en het duurt wel even voor je de kennis en productiecapaciteit hebt om op grote schaal goede vleesvervangers te maken. Een van de grootste Nederlandse producenten van vleesvervangers, De Vegetarische Slager, heeft twee full-time chef-koks in dienst, die de smaak bepalen. De producten worden aangeboden bij meer dan duizend verkooppunten. Net als andere grote Nederlandse leveranciers van vleesvervangers, Vivera en Alpro, verkoopt De Vegetarische Slager producten door heel Europa en ook steeds meer in andere werelddelen. De grootste buitenlandse concurrenten zijn het Britse Quorn en het Israëlische Tivall. Steeds meer mensen stoppen of minderen met vlees eten. 35 procent van de
Nederlanders is flexitariër. Dat wil zeggen dat ze heel bewust minstens een keer per week geen vlees eten. Enkele jaren geleden was dat nog maar 22 procent. Ongeveer 4 procent van de bevolking eet helemaal vegetarisch. Gemiddeld eten Nederlanders vijf keer per week vlees. Veel gebruikte producten voor vleesvervangers zijn tofu (sojabonen), tempeh (gefermenteerde sojabonen) en quorn (eiwitschimmels). Daar is de laatste jaren lupine bijgekomen (zaden van de lupineplant).