DEN HAAG (ANP) - Nederland moet lessen uit het verleden trekken als het gaat om de toenemende instroom van arbeidsmigranten, stellen onderzoekers van het Centraal Planbureau (CPB). De politiek moet daarbij meer oog hebben voor de langdurige inzetbaarheid van arbeidsmigranten, om het risico op grootschalige werkloosheid tegen te gaan. "Als je migratiebeleid voert, dan moet je ook oog hebben voor waarnaar de economie zich ontwikkelt", zegt CPB-econoom Gerdien Meijerink.
Zo raakten veel arbeidsmigranten in de jaren 50, 60 en 70 werkloos toen de bedrijfstakken waarin ze werkten, bijvoorbeeld de mijnbouw en textielindustrie, plots krompen. "En dat had veel werkloosheid van arbeidsmigranten als gevolg die moeilijk ander werk konden vinden door hun geringe scholing", legt Meijerink uit. "Net als toen, willen we ook nu tijdelijke arbeidsmigranten aantrekken, maar veel van hen blijven hier wonen."
Vanuit het Nederlandse migratiebeleid is het de bedoeling dat migranten na een aantal jaren weer terugkeren naar hun thuisland, maar een grote groep blijft desondanks dus in Nederland. "Driekwart gaat na tien jaar terug naar het herkomstland, maar zeker een vierde blijft dus", zegt Meijerink. "Het is dus heel belangrijk dat zij langdurig inzetbaar zijn of snel ander werk kunnen vinden als ze ontslagen worden door bijvoorbeeld om te scholen."
Bovendien zorgt de flexibele arbeidsmarkt van Nederland, door bijvoorbeeld het gebruik van tijdelijke en flexibele contracten, ervoor dat er meer arbeidsmigranten komen. Werkgevers zoeken daarbij sneller buiten de landsgrenzen naar personeel. Banen met een tijdelijk contract bieden namelijk minder inkomenszekerheid en ontslagbescherming, waardoor Nederlanders minder interesse hebben dan arbeidsmigranten.
Ook zorgt de krappe arbeidsmarkt voor een toenemende vraag naar buitenlandse kenniswerkers. Grote techbedrijven zoals ASML zoeken bijvoorbeeld actief naar buitenlandse ingenieurs, die snel gevonden worden dankzij gunstige regelingen voor expats.
Maar of het migratiebeleid en het economisch beleid goed ook op elkaar zijn afgestemd, wordt regelmatig ter discussie gesteld. Zo stelde topman Sander van 't Noordende van uitzendbureau Randstad eerder nog dat "het verstandig zou zijn als Nederland wat helderder op het netvlies heeft hoe het zich zo moeten ontwikkelen in de toekomst." En ook ASML-topman Peter Wennink is negatief over de Nederlandse situatie, hij stelde onlangs dat zijn bedrijf in het buitenland zal uitbreiden als die niet beter wordt.