Nergens anders in Europa werken jonge vrouwen zo weinig uren als in Nederland. En ook nergens anders zijn de verschillen tussen vrouwen en mannen zo groot: namelijk 29 uur tegenover 37 uur per week. En dat is niet alleen vrije wil: veel jonge vrouwen werken minder uren dan ze zouden willen. Dat heeft het Sociaal Economisch Planbureau (SCP) uitgezocht. Jonge vrouwen zijn daardoor minder vaak economisch zelfstandig dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Onder economisch zelfstandig verstaan de onderzoekers een inkomen uit werk van ten minste 920 euro per maand. Vooral bij mensen tussen de 30 en 35 jaar lopen de sekseverschillen dan erg uiteen: 67 procent van de vrouwen komt aan dat inkomen tegenover 82 procent van de mannen. Het deeltijdwerken speelt vaak al aan het begin van de loopbaan, wanneer er meestal nog geen kinderen zijn. In de leeftijdscategorie tot 25 jaar is 63 procent van de vrouwen parttime actief, oftewel minder dan 35 uur per week. Werkende mannen van die leeftijd doen dat slechts in 30 procent van de gevallen. Het SCP merkt dat het verschil later alleen maar toeneemt, als de zorg voor kinderen wel een rol gaat spelen. Tussen de 30 en 35 jaar werkt 68 procent van de vrouwen en 13 procent van de mannen in deeltijd. Een deel van de verklaring voor al deze verschillen zit hem volgens het SCP in de gevolgde opleiding. Vrouwen volgen vaker een studie die 'voorsorteert’ op een beroep of branche met veel deeltijdwerk, zoals de zorg. Mannen hechten daarnaast vaak meer waarde aan een goed inkomen en carrière maken, terwijl vrouwen het volgens de onderzoekers vaker belangrijk vinden dat ze hun baan met hobby's of de zorg voor kinderen kunnen combineren. Voor het onderzoek is ook uitgebreid met starters op de arbeidsmarkt gesproken. Daaruit blijkt dat werkgevers schoolverlaters vaker eerst een baan in deeltijd aanbieden. Pas wanneer zij meer ervaring hebben, vragen jongeren meer uren bij hun werkgever. Vrouwen lijken iets minder geneigd om dit doen dan mannen.
Bron(nen): ANP