Als je om je heen kijkt, krijg je misschien het idee dat iedereen thuiswerkt, maar dat is bij lange na niet zo. Zeker in andere Europese landen worden mensen meestentijds gewoon op kantoor verwacht.
Daarnaast zijn er natuurlijk talloze sectoren - van het onderwijs tot de bouw en van de zorg tot de horeca - waar mensen helemaal niet thuis kunnen werken.
Het komt erop neer dat in de EU vorig jaar 22 procent van de werkenden vanuit huis werkte. Slechts 9 procent werkte meestal thuis en 13 procent af en toe, blijkt uit cijfers van Eurostat. Dit lijkt weinig, maar het is nog altijd 8 procent meer dan voor de coronapandemie.
Opvallend: Nederland kent verreweg het hoogste percentage thuiswerkers, namelijk bijna 52 procent, gevolgd door de Scandinavische landen. In Duitsland werkt maar minder dan een kwart van de mensen (weleens) thuis. In Italië en Spanje ligt het thuiswerkpercentage zelfs onder de 15 procent.
De mate waarin een land een kenniseconomie heeft speelt een rol, evenals de mate van digitalisering. Zaken waar Nederland hoog op scoort, maar mogelijk speelt ook de mondigheid van de Nederlandse werknemer en de van oudsher egalitaire structuur van organisaties (geen chef die echt de baas is, klonk het al in het lied 15 miljoen mensen) een rol: de werkende in Nederland weigert simpelweg naar kantoor te komen.