Onbetaald huishoudelijk werk, mantelzorg en zorg voor kinderen hebben in Nederland een economische omvang van 215 miljard euro per jaar. Dat ramen onderzoekers van het Instituut voor Publieke Economie, dat na vragen van schrijver en journalist Lynn Berger aan het rekenen sloeg. Volgens Berger maakt de berekening duidelijk dat veel taken die nu vaak niet als werk worden gezien, erg belangrijk zijn voor het functioneren van de huidige economie. In haar dinsdag verschenen boek 'Ik werk al (ik krijg er alleen niet voor betaald)' zet ze daarom vraagtekens bij het pleidooi voor minder deeltijdwerk als oplossing voor personeelstekorten. "Ik wil laten zien dat dit ook werk is, en dat het de basis vormt voor al het andere wat we doen. Maar doordat we het niet als betaald werk zien, komt het steeds meer in de verdrukking", legt de journalist van De Correspondent uit. Ze pleit voor meer ruimte voor onbetaald werk. Rekenmethode "Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van meer tijd. Als je met een voltijdsbonus komt als overheid, gaat de tijd die je daaraan besteedt ten koste van bijvoorbeeld zorg voor je ouders", zegt ze. "Maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om ruimer betaald zorgverlof, zonder dat je er te veel op achteruitgaat in inkomen of pensioen." De economische omvang van het werk dat veel Nederlanders onbetaald doen is volgens Berger berekend aan de hand van het minimum uurloon, het uurtarief van gastouders en de vergoeding die sommige mantelzorgers krijgen. Al het gezamenlijke huishoudelijke werk is dan goed voor 170 miljard euro. Bij de zorg voor kinderen gaat het om een bedrag van 15 miljard euro en mantelzorg 30 miljard euro. "Ik heb het Instituut voor Publieke Economie gevraagd om het uit te rekenen. Want als je het uitdrukt in geld wordt in één klap duidelijk wat de waarde van iets is", aldus Berger. "Het gaat om een kwart van het bbp. Dan zie je dat het echt niet allemaal om yogaënde, theedrinkende deeltijdprinsesjes gaat." Traditionele rolverdeling Ze wijst ook op de ongelijke verdeling tussen mannen en vrouwen bij zorgtaken die onbetaald blijven. Dat is voor een groot deel uit te leggen aan de hand van het beleid dat door de jaren heen gevoerd is. "Er ontstond een ideaalbeeld van de vader, die voltijds werkte, en moeder, die voltijds zorgde. Tot aan de jaren vijftig werden vrouwen ontslagen als ze trouwden. In de jaren zestig kwam het feminisme op en toen is de overheid formeel gaan inzetten op deeltijdwerk, omdat de vrouwen ook nog geacht werden voor het gezin te zorgen", zegt Berger. "Je ziet dat er ook beleid nodig is om met een oplossing te komen."